vrijdag 28 juni 2013

Wadkaart met Schiermonnikoog en Rottumeroog en de Noordwestkust van de provincie Groningen 1745

Deze kaart is gemaakt door G.A. Stratingh na eene kaart geteekent: de Eylanden, de beyde Oogen met de Koeplaat en andere gronden, 1745 door A.T.B. en aanwezig op het Provinciehuis.


Bron: R.U.G

Dagexcursie naar Rottumeroog



Altijd al naar een onbewoond Gronings eiland gewild?

Staatsbosbeheer organiseert 23 dagexcursies per jaar naar Rottumeroog.

Voor meer informatie check de website van Boswachter Bert Corte.

Wilt u echter gelijk de reis boeken? Dat kan via deze Link




Vluchten via Engelsmanplaat

Geschreven door: Jan Abrahamse & ons dank aan Noorderbreedte

Een van de bijzondere landschappen in Noord-Nederland is het waddengebied. 

Al meer dan zestig jaar gaan er verhalen rond dat dit gebied een bijzondere rol zou hebben gespeeld in de oorlog. 



Twee kleine eilanden aan weerszijde van Schiermonnikoog, Engelsmanplaat en Simonszand, zouden vluchtroutes zijn voor neergeschoten Amerikanen op weg naar Engeland. 

Waarschijnlijk is er maar één poging geweest en die is op een tragische manier mislukt.

In de winter van 1941 verscheen een Küstenverordnung van de Rijkscommissaris, waarbij de kust en dus ook het gehele waddengebied tot verboden gebied werden verklaard, slechts toegankelijk met een Ausweis. 

De eilanden hadden alle een bezetting, alleen de kale zandplaten Engelsmanplaat en Simonszand waren onbezet gebied en te voet bereikbaar. 

In de boeken over de bekende verzetsgroep Zwaantje te Delfzijl van dokter Allard Oosterhuis en coasterkapitein Harry Roossien staat dat er plannen zijn geweest om via Simonszand geallieerde piloten en andere personen, die naar Engeland moesten uitwijken, bij nacht over het wad te leiden en hen vervolgens op te pikken met een duikboot. 

De bekende wadloper Derk Schortinghuis, die ook in het verzet zat, zou hierbij een belangrijke rol spelen. 

In Engeland moest men uiteraard meewerken door een boot op de afgesproken tijd gereed te houden. 

In codeberichten droeg Engelsmanplaat de naam Transvaal en Simonszand de naam Oranje Vrijstaat. 

In de literatuur hierover staat echter nergens dat een dergelijke vlucht naar de vrijheid via Simonszand is gerealiseerd, zelfs niet in het boek dat Schortinghuis schreef over het verzet en zijn bemoeienis daarmee. 

De bekende Schiermonnikoog en Engelsmanplaat-kenner Durk Reitsma heeft in gesprekken met vissers en reddingbootschippers gehoord dat het ‘indianenverhalen’ waren. 

Lopen naar Simonszand was veel te riskant. ‘Wie zou er genoeg kennis van het wad hebben om ’s nachts deze dertien kilometer lange tocht te maken en wie zou er van de Engelse kant voldoende kennis hebben van de Lauwersgronden om Simonszand te bereiken?’, zo luiden de uitspraken van deze zegslieden.

Ondergrondse
Anders is dat bij Engelsmanplaat. 

Daar is één keer een poging geweest om twee neergeschoten Amerikanen te laten ontsnappen naar Engeland. 

Een van die Amerikanen was Harry Dolph, een boordschutter van de bommenwerper True Love. 

Op 15 augustus 1944 werd het vliegtuig boven Havelte neergehaald door een Messerschmitt van Oberleutenant Ernst Scheufele. 

Dolph wist zich te redden met een parachute en werd opgevangen door mensen van de ondergrondse, die hem via Steenwijk naar Meppel brachten, waar hij een persoonsbewijs kreeg van Peter van den Hurk. 

Van daaruit verbeef hij een tijd in het onderduikershol Wigwam in de bossen bij Diever, waar hij op 17 september Jim Moulton ontmoette, een staartschutter die eveneens met zijn vliegtuig was neergeschoten. 

Een maand later ontmoetten beide Amerikanen Sjors, schuilnaam voor Piet Blom uit Drachten, en Nico uit Rotterdam. 

Beide heren zeiden lid te zijn van een ondergrondse verzetsbeweging en hadden plannen om Dolph en Moulton via Engelsmanplaat naar Groot-Brittannië te brengen. 

Op 30 oktober verlieten ze Diever en via Hoornsterzwaag, Olterterp, Rottevalle en Oostermeer bereikten ze Suameer. 

In het boek The Evader schrijft Harry Dolph dat hij hier de koerierster Greta Rusk (schuilnaam) ontmoette, waarop hij verliefd werd, en die hem meedeelde dat Nico lid was van de NSB en voor de SD werkte. 

Sjors was wel te vertrouwen.

Via Noordoost-Friesland kwamen de vier mannen uiteindelijk aan in Paesens, het vertrekpunt voor de wadlooptocht naar Engelsmanplaat. 

Een bericht van de BBC zou een aanwijzing geven als er een boot kwam om ze op te halen.

Tegenstrijdige verhalen
Harry Dolph is op 19 juni 1984 teruggeweest op de Engelsmanplaat en heeft toen een persconferentie gegeven. 

De mededelingen die hij toen gedaan heeft, kloppen niet met het verhaal uit zijn boek dat is verschenen in 1991. 

Hij liet op die bijeenkomst ook niet het achterste van zijn tong zien. 

Volgens zijn boek zouden de vier mannen op 15 november om 22.30 uur naar de Engelsmanplaat gebracht zijn door Teun de Jong en Jan Visser. 

Op de persbijeenkomst vertelt Dolph dat ze gebracht zijn door de vissers Monte de Vries en Kees Vanger; dit laatste blijkt ook uit de vele interviews die in de loop der jaren met de De Vries en Vanger zijn gemaakt.

Met koffers met proviand en wapens vertrokken ze in de nacht. 

De maan verlichtte bij vlagen door de wolken het grillige waddenlandschap en er stond weinig wind. 

Langs de strekdammen van de landaanwinning was het zwaar in het slibrijke en ijskoude water. 

De vaargeul moest worden overgestoken en een van de gidsen waarschuwde voor de steile rand. 

Dolph plaatste zijn koffer op het hoofd en viel min of meer in de geul. 

Hij ging kopje onder en de koffer dreef mee met de stroom. 

Nadat ze nog een geultje gepasseerd waren, kwamen ze op het zandige wad ten zuiden van de plaat. 

Daar stond een reddingshuisje waar ze de dagen zouden doorbrengen. 

Onderweg zagen ze een gestrande tweemansduikboot en een aangespoelde Duitse zeemijn. 

De mannen betrokken hun verblijf. 

Ze mochten ’s nachts geen vuur stoken en overdag niet op de plaat wandelen, want de bewaking vanaf de vuurtoren van Schiermonnikoog hield het gehele zeegat tussen Ameland en Schiermonnikoog in de gaten. 

De twee gidsen gingen de volgende dag terug naar Paesens.

Code verkeerd
Er was afgesproken dat als de boot de mannen zou oppikken de wapens begraven zouden worden op vijf meter afstand van de voorste paal van het huisje. 

Tussen het reddingshuisje en het Wierumer Gat, waar de snelboot zou landen, bedroeg de afstand maar vijfhonderd meter. 

De volgende nacht zaten de mannen vol spanning te wachten op een afgesproken teken van de Engelse boot. 

Sjors, die de leiding had, zag een boot en wachtte op het teken. 

Vanaf het schip zou een V-teken geseind worden, maar tot hun verbazing was het een omgekeerd V-teken. 

De verhalen via de interviews en volgens het boek van Dolph zijn hierover zeer verschillend. 

Volgens het boek hebben de Amerikanen de lichten niet gezien omdat ze sliepen. 

Uit interviews blijkt dat Sjors het niet vertrouwde, terwijl Nico en de Amerikanen Sjors probeerden over te halen om gezamenlijk naar het schip te gaan. Uiteindelijk is dit niet gebeurd.

De Vries en Vanger kwamen de volgende nacht terug om de revolvers te halen en troffen de vier mannen in het huisje. 

Sjors schreef een nieuw briefje voor een koerierster met de tekst ‘Code verkeerd, we zitten nog steeds te wachten.’ De koerierster moest naar Hoogezand om daar de mensen in Engeland op de hoogte te stellen.

Ondertussen zaten de vier mannen al twaalf dagen op het eiland. 

Ze werden bevoorraad door Jan Visser en door De Vries en Vanger. 

In al die tijd is er geen boot uit Engeland meer gekomen. 

De situatie op het eilandje werd er niet beter op. 

Overdag zaten ze in het huisje en alleen ’s nachts konden ze naar buiten. 

De kans dat ze ontdekt werden werd steeds groter, want Duitse militairen kwamen regelmatig op de plaat om te zoeken naar aangespoelde lijken.

Terug van Engelsmanplaat
Toen De Vries en Vanger weer eten en drinken brachten, liepen Nico en de Amerikanen hen tegemoet. 

Sjors was er niet bij. 

Volgens Nico was Sjors de dag daarvoor naar de vaste wal gelopen om hulp te halen, maar daar is hij nooit aangekomen. 

De drie wilden met alle geweld mee naar de overkant. 

Vanger en De Vries wisten hen echter te overtuigen dat ze niet overdag mee konden, omdat ze dan regelrecht in de handen van de Duitsers zouden vallen.

De volgende dag, 1 december, werden ze opgehaald door Sieb Visser. 

Deze toen 24-jarige bakkersknecht woonde in Nes en wilde een Ausweis hebben; daarom werkte hij als timmerman op de bunkers tussen Wierum en Nes bij de Wehrmacht. 

Tijdens het aanbrengen van de prikkeldraadversperring zag hij kans om de zendmast drie keer onklaar te maken. 

Hij was een zwager van Jan Visser, zeehondenjager, visser en jutter. 

Ondanks het verbod gingen ze samen vaak jutten op Engelsmanplaat.

Op 20 juni 1984 interview ik hem in zijn woning in Lekkum. ‘Op de plaat spoelden lijken aan, maar ook zaken die van onze gading waren, zoals 48 jerrycans met benzine en blikjes thee en sigaretten. 

Overdag zat ik in het huisje.’ Hoewel sommige bronnen zeggen dat Sieb en Jan Visser de Amerikanen van de wal hebben gehaald, vertelt Sieb uitdrukkelijk dat hij dat alleen heeft gedaan, nadat hij van Jan gehoord had dat de mensen van de plaat gehaald moesten worden. ‘Toen ik op de plaat kwam waren ze allemaal uitgeput en ik heb ze eten en drinken gegeven. 

Ze vertelden dat Sjors met Nico geprobeerd had de wal te bereiken. 

De terugtocht ’s nachts duurde wel vier uur. 

Het eerste deel vanaf het huisje naar de vaargeul ging redelijk goed, maar door de geul en de slikkige gronden naar de kust ging het tempo van de totaal uitgeputte mannen omlaag. 

Uiteindelijk bracht ik ze naar het huis van mijn vader en broer.’

De Amerikanen brachten de laatste oorlogsmaanden door bij de dames Liezenberg in Dokkum en op een adres in Birdaard. 

Tijdens de opmars van de Canadese bevrijders voegden ze zich bij de troepen en vochten zelfs nog mee tegen de Duitsers.

Wat is er met Sjors gebeurd?
Het bleek achteraf onmogelijk dat Sjors op het door Nico vermelde tijdstip naar de kust was gelopen, omdat er te veel water stond. 

Enkele weken later werd het lijk van Sjors gevonden op Rottumeroog met een kogelgat in zijn hoofd. 

Wat er zich precies heeft afgespeeld op de Engelsmanplaat is nooit onthuld. 

Sieb Visser: ‘Volgens mijn zwager Jan was Nico een NSB’er. 

Na de oorlog is Nico doodgeschoten als collaborateur.’ Ook Dolph schrijft in zijn boek dat Nico in april 1945 is geëxecuteerd, omdat hij Sjors zou hebben doodgeschoten. 

Volgens Dolph is dat laatste niet waar. 

Durk Reitsma, die de komst van Dolph in 1984 op Engelsmanplaat mede had georganiseerd, vertelt dat hij Harry Dolph op de plaat had zien lopen: ‘Die man liep met een gebogen hoofd over de plaat, de armen op z’n rug. 

Hij praatte met z’n vrouw en zei vervolgens laten we deze zaak maar niet meer moesten aankaarten. 

Het is duidelijk dat hij er niet over wilde praten.’

Er bestaat nog een andere versie over de dood van Sjors. 

In het zojuist verschenen standaardwerk ‘Een laatste saluut, Fryslân in de oorlog’, schrijft Jack Kooistra, journalist van het Friesch Dagblad, dat Piet Blom (Sjors) vrijwel zeker is doodgeschoten door Sieb Visser. 

Jack Kooistra weet mij te vertellen dat hij meerdere versies hierover heeft gehoord en dat hij tot deze toch zeer stellige bewering is gekomen uit de vele interviews die hij heeft gedaan in deze zaak. 

Doorslaggevend voor mij was een bandopname van een inmiddels overleden bron, waarop Sieb Visser huilend bekende dat hij Piet Blom had doodgeschoten op Engelsmanplaat.’ 

Kooistra weet verder te vermelden dat Visser een omstreden figuur was en dat het bekend was dat het tussen hem en Blom niet boterde. 

Alle personen zijn inmiddels overleden en het verhaal dat Harry Dolph in zijn testament opheldering zou geven, bleek niet te kloppen; daarmee heeft hij het geheim rond de dood van Sjors meegenomen in zijn graf.

Duidelijk is dat het waddengebied van Engelsmanplaat en Simonszand geen gestroomlijnde vluchtlijn was naar de vrijheid.

Geraadpleegde literatuur
Harm Tjeerd Andringa, Blija en Holwerd tijdens de Tweede Wereldoorlog, Stiens, 2005

Harry A. Dolph, The Evader, an American airman’s eight months with the Dutch underground, Austin, 1991

H. de Haan, R. IJbema, D.T. Reitsma, Engelsmanplaat, geschiedenis en gebeurtenissen rond een zandbank, Moddergat, 1983

Ale Hansma, ‘Moord op de Engelsmanplaat blijft een mysterie’, Nieuwe Dockumer Courant, 23 december 2004

J. Klatter, De verzetsgroep Zwaantje, oorlogsbelevenissen van dr. Allard Oosterhuis, Amsterdam, 1968

Jack Kooistra, Een laatste saluut. Fryslân in de oorlog, Leeuwarden, 2005

D.H. Schortinghuis, Met de dood voor ogen, Bedum, 2000

Wil Vening, Verzetsgroep Zwaantje, Naarden, 1985 


Bron:
Dit is een artikel uit het tijdschrift Noorderbreedte, 29 - 'Landschap in de Tweede Wereldoorlog'
Noorderbreedte is het tijdschrift over het landschap, de cultuurhistorie, de natuur en het milieu in Friesland, Drenthe en Groningen.


Rottummeroog 10 mei 1940

Oorlog tusschen Nederland en Duitschland

Dit verhaal werd geschreven door de heer Dirk Bode (de sergeant).

Hij melde zich vrijwillig, in tegenstelling tot de Infanteristen, zij werden verplicht.

Sinds enkele uren was dit overweldigende nieuws (nl. het uitbreken van de oorlog) ook bij ons bekend geworden.

Bij ons wil zeggen op Rottummeroog, het kleinste Nederlandse eiland.

Het eiland is 4 vierkante kilometer, groot.



Het wordt bewoond door "één gezin ", bestaande uit het echtpaar Toxopeus, 2 kleine kinderen, Mina en Lumma, de meid Mina en 3 knechts, Hidde, Dirk en Kees.

Bovendien als bezetting 30 militairen te verdeelen in twee groepen n.l.18 man Marine Kustwacht, onderleiding van een sergeant gehuisvest in een oude barak overblijfsel uit de vorige mobilisatie toen Rottummeroog ongeveer 200 man bezetting telde.

De Infanterie - 11 man- was gedeeltelijk in het huis en gedeeltelijk in de schuur van de strandvoogd gelegerd, zooals de officieele benaming van de burger luidde.

Op dien bewuste 10 Mei morgen stond de bezetting in kleine groepjes het groote nieuws te bespreken.

Voor zoover de dienst het toeliet hadden ze 's morgens haast allemaal nog gauw een brief geschreven naar huis waarvan de voornaamste inhoud was "dat de familie zich over hen maar niet ongerust moest maken, zij zouden het wel redden." Waarom immers zouden de Duitschers dat kleine stukje grond pikken, het had geenerlei militaire waarde, enz". Hoe anders zou de zaak loopen.

Het was ongeveer half elf toen de marine uitkijkpost die boven op het hoogste duin de wacht liep, mij riep " Sergeant kom eens kijken, wat zou dat beteekenen" Moeizaam klom ik tegen het duin op en keek in de aangewezen richting. Het was wel een zeer vreemd schouwspel wat zich aan mijn oog vertoonde.

Van Borkum, het dichtstbijzijnde Duitsche eiland, slechts 8 km. van ons verwijderd en met het bloote oog uitstekend te zien, voer een kleine vloot af.

Heel langzaam stoomde zij op in de richting Rottummeroog, daarbij een paar km. uit de kust blijvende.

Gespannen tuurden wij door de verrekijkers en zagen dat deze vloot bestond uit 3 trawlers bewapend met een of ander geschut, 3 groote sloepen elk bemand met naar schatting 50 à 60 man, gewapend met geweren, machinegeweren, enz.

Verder een stuk of 12 platte moterracebootjes, in elk dezer bootjes zaten 2 menschen uitgerust met een machinegeweer.

Deze bootjes werden gesleept door een trawler.

Ongeveer 200 meter voor het geheel voer een zelfde racebootje, eveneens met 2 menschen uitgerust.

Voor zoover wij konden zien waren deze menschen ongewapend, van de achtersteven wapperde een groote witte vlag. Wat zou dat voor doel hebben? Ze bleven zoover uit de kust dat we er geen moment aandachten dat het wel eens voor ons bestemd kon zijn.We zouden het spoedig weten.!

Het bootje met de witte vlag voer Rottummeroog voorbij en kwam toen met een groote boog op ons eilandje afstevenen. Was het dus toch voor ons bedoeld? Inderdaad het was voor ons. Zij stuurden een parlementair om met ons te onderhandelen. Moesten wij deze man ontvangen? Zooals het oorlogsboekje het beschreef waren we er wel toe verplicht.

In allerijl liet ik de nog niet aanwezige soldaten gewapend aantreden, maar verbood hen uitdrukkelijk ook maar aan de geweren te komen zonder dat ik daartoe bevel gaf .

Een enkeling was niet vrij van zenuwachtigheid en schieten op een man met een witte vlag zou de ernstigste gevolgen met zich meesleepen en was bovendien tegen alle voorschriften in.

Een Duitsch sprekende matroos werd naar het strand afgevaardigd om de parlementair te ontvangen en te vragen wat hij verlangde.

Daar naderden zij het hooge duin waar nu de heele bezetting van het eiland samenschoolde.

Geheel volgens de voorschriften schreed de parlementair voort, de witte vlag over de schouder, begeleid door een Duitsche matroos en door onze afgevaardigde.

De parlementair wenschte de commandant te spreken.

Indien de man verwacht had een officier tegenover zich te krijgen, dan moet hij zich wel bitter teleurgesteld hebben gevoeld toen hij slechts 2 sergeanten tegenover zich kreeg.

Enfin quantiteit vergoedde nu de kwaliteit.

Hij stelde zich voor als Lt. Mayer, een naam die mij zeer bekend voor kwam.

Na de wederzijdsche plichtplegingen kwam hij met het voorstel of wij bereid zouden zijn het eiland zonder wapengeweld over te willen geven. Daar stonden we. Wat moesten we doen.

Vechten zonder enige kans op hulp van de vaste wal of van Terschelling?

Het zou gelijk staan met zelfmoord. Niet vechten, was het laf onder deze omstandigheden.

Er was niets van militair belang te verdedigen.

Wel vechten en dan na zoo ongeveer uitgemoord zijn toch overgeven, was waanzin.

En dan al de vrouwen en familieleden van de bezetting, mochten we hen dit aandoen voor een bij voorbaat ten doode gedoemde zaak? Al deze vragen en nog veel meer flitsen door mijn hoofd. Enig overleg met de marine commandant besloten we het eiland zonder wapengeweld over te geven.

Dit deelden wij den parlementair mede. We waren krijgsgevangenen .

Krijgsgevangen Nauwelijks begonnen, of de oorlog was voor ons alweer afgeloopen.

Lt. Mayer gaf de Duitsche matroos bevel de witte vlag boven op het duin te plaatsen.

Een der matrozen was steeds op post gebleven gedurende onze onderhandelingen en had Terschelling telefonisch op de hoogte kunnen brengen van onze netelige positie.

Gedaan was het met onze vrijheid en zelfstandigheid.

We kregen opdracht wapens en munitie af te geven.

Aan alle kanten stroomden de Duitsche troepen nu het eiland op.

Ongeveer een kwartier na het overgeven was het eiland bezet door naar schatting 400 soldaten, voorzien van alle mogelijke wapenen en een volledige zend - en ontvangstinstallatie.

 De Duitsche oorlogsvlag werd geheschen en een officier kwam ons feliciteren met ons verstandig besluit, hij hoopte dat de heele Nederlandsche leger zoo verstandig zou zijn.

Een hoop die wij op dat moment niet konden onderstrepen.

Wij van de Infanterie kregen opdracht onze bezittingen bij elkaar te zoeken en intrek te nemen in de marine-barak.

Met veel passen en meten lukte dit.

De administratiekist en gelden werden in beslag genomen.

Al vorens verder te gaan met mijn verhaal wil ik één ding nadrukkelijk naar voren brengen en wel dit: "Gedurende onze geheele krijgsgevangenschap is de behandeling van de zijde der Duitsche Weermacht zeer correct geweest.

Waar zij helpen konden, deden zij dit"!!! Namen van ons en onze familie werden genoteerd .

Men beloofde ons zoo spoedig mogelijk de ouders en echtgenooten op de hoogte te brengen.

De strandvoogd en zijn familie was bij het uitbreken van de oorlog met Pinksterverlof op de vaste wal, maar keerde in allerijl terug om bij aankomst op het eiland gevangen genomen te worden en werden met vrouw en kinderen en 2 knechts meteen naar Borkum vervoerd.

Zooals wij veel later hoorden zijn zij reeds op 15 Mei weer op het eiland teruggekeerd.

Ook de schipper van het bootje werd vastgehouden.

En moest met zijn boot diverse vrachten voor de Duitschers vervoeren, ook krijgsgevangenen.

Rottum 1940 Reeds vroeg kropen we onder de wol, na 9 uur mochten we niet meer buiten.

Veel geslapen hebben we geen van allen die nacht.

Voortdurend 2 schildwachten die voortdurend om de barak heen stapten en het idee niet te weten wat er met ons gebeuren zou.

De volgende morgen om 9 uur vertrokken de marine menschen gepakt en gezakt; zij konden niet alle bagage meenemen, de rest zou nakomen.

Het scheiden viel zwaar onder deze omstandigheden.

Van menschen afscheid nemen waar je twee maanden lang onder de prettigste omstandigheden mee hebt omgegaan, viel niet mee. Zouden we ze ooit weerzien?

Ik wil U wel bekennen dat de meesten van ons het huilen nader stond dan het lachen.

Zelf zouden we 's middags om 2 uur vertrekken.

We moesten zelf onze laatste warme maaltijd bereiden.

We hadden het net zoo goed niet kunnen doen. Het eten bleef ons in de keel steken.

In verband met slecht weer vertrokken we dien dag niet.

Maar ook de 1e Pinksterdag kon nog niet vertrokken worden, daar het laden zooveel tijd in beslag nam dat het getij verloopen was. Eindelijk 2e Pinksterdag 4 uur 'smorgens.

De moterbarkas en het garnalenbootje van schipper Teerling, het bootje waar we anders altijd mee gingen als we verlof hadden, lagen gereed.

Als laatste stapte de Duitsche commandant aan boord om van hieruit over te stappen op de barkas.

Het zou niet lukken... De barkas voer met groote snelheid weg, de commandant schoot zijn revolver leeg om de aandacht te trekken, maar niemand hoorde het dus was El Capitano gedwongen om met ons mee te varen.. Adieu Rottummeroog we hadden een fijne tijd doorgebracht op je kleine oppervlak.

Aan mij was de aangename taak opgedragen om tolk te spelen tusschen de kapitein eenerzijds en de schipper anderzijds.

Een verre van gemakkelijke taak.

Een kapitein met een "grocstem" en een schipper die zijn zwaar Groningsch dialect stotterend ten beste gaf.

Na een uur varen stopte de schuit, wat nu weer.

Het bleek dat we veel te laat waren vertrokken, het was weer eens laag water.

We zouden tot het hoogtij (een uur of 6 ) moeten wachten. Goede raad was duur.

Het stilliggen begon onze Kapitein spoedig te vervelen en hij gaf opdracht te varen naar Rotummeroog.

het leek wel of ons eiland ons niet los wilde laten.

Om half twaalf konden we dan eindelijk voor goed vertrekken.

De kapitein bleef achter en met een 10 man sterke bewaking vertrokken we via de Waddenzee naar Borkum.Het was heerlijk weer.

De bewaking hield zich onledig met links rechts op meeuwen, zeehonden en bruinvisschen te schieten.

Alles mis..We voeren zeer dicht onder de Hollandse kust langs.

 Ik weet zeker dat op dat moment alle Nederlandsche infanteristen met plannen liepen om de bewaking over boord te zetten. Maar denken en doen is nog steeds twee.

Zoo naderden we na een uur of 4 varen Borkum.

Borkum Alles wat we zoo vaak door een kijker beloerd hadden, zagen we nu van zeer dichtbij helaas....

Aangegaapt door een nieuwsgierige menigte stapte we aan wal en loste de bagage.

Onder een nieuwe bewaking puften we met en voorwereldlijk trammetje in en uur tijd naar de andere kant van het eiland.

We werden gehuisvest in een groote kazerne met keurig verblijf, konden ons verfrisschen, eten, enz...

Tot nu toe had ik als eenig Duitsch sprekende onder de infanteristen het woord moeten doen.

Dit ging steeds beter. De bewaking was zelfs zeer royaal met complimentjes geven.

Dit vertel ik niet om mijzelf in de hoogte te steken, maar ter verduidelijking van het volgende.

Nauwelijks in slaap die avond of de deur werd met veel lawaai opengesmeten, zware voetstappen klotsten op de houten vloer en een zware stem riep :"Wo ist er der so gut deutsch spricht " (Waar is hij die zoo goed Duitsch spreekt ).

Gevleid rees ik van mijn sponde.

De Feldwebel, want dat was het, kwam bij mijn bed staan en vertelde mij dat onze Koningin gevlucht was.

Indien de man verwacht had mij hevig ontsteld te zien of iets dergelijks, moet hij wel hevig teleurgesteld zijn geweest.

Ten eerste geloofde ik het niet en ten tweede was ik niet van plan enige teleurstelling te laten blijken.

Ik bedankte hem vriendelijk, keerde op mijn andere zijde en deed alsof ik weer ging slapen.

De feldwebel verdween. Zou het waar wezen?

Eerst bij onze terugkeer in Holland zouden we de waarheid weten. De volgende morgen na het ontbijt met het beruchte trammetje weer naar de haven.

Daar lag de raderboot gereed die ons naar Emden zou voeren.

We kregen een plaatsje op het boven-achterdek.

Gelijk met ons vertok een hooggeplaatst vlieger officier.

Ter zijner eere stond een hoempa orkestje allerlei vroolijke marschen te blazen.

Indien de omstandigheden voor ons niet zoo droevig waren geweest, hoe zouden we dan van dit alles hebben kunnen genieten.

Prachtig weer, fleurige damestoiletten, muziek, wat wil je nog meer.

Drie stoten op de fluit, vooruit, achteruit, het orkestje speelde een zeer bekend nummer, de vliegerofficier stond stram in de houding, daar gingen we.

Emden - Wilhelmshaven Namen van ons en onze familie werden genoteerd.

Men beloofde ons zoo spoedig mogelijk de ouders en echtgenooten op de hoogte te brengen.

De strandvoogd en zijn familie was bij het uitbreken van de oorlog met Pinksterverlof op de vaste wal, maar keerde in allerijl terug om bij aankomst op het eiland gevangen genomen te worden en werden met vrouw en kinderen en 2 knechts meteen naar Borkum vervoerd.

Zooals wij veel later hoorden zijn zij reeds op 15 Mei weer op het eiland teruggekeerd.

Ook de schipper van het bootje werd vastgehouden.

En moest met zijn boot diverse vrachten voor de Duitschers vervoeren, ook krijgsgevangenen.

Namen van ons en onze familie werden genoteerd.

Men beloofde ons zoo spoedig mogelijk de ouders en echtgenooten op de hoogte te brengen.

De strandvoogd en zijn familie was bij het uitbreken van de oorlog met Pinksterverlof op de vaste wal, maar keerde in allerijl terug om bij aankomst op het eiland gevangen genomen te worden en werden met vrouw en kinderen en 2 knechts meteen naar Borkum vervoerd.

Zooals wij veel later hoorden zijn zij reeds op 15 Mei weer op het eiland teruggekeerd.

Ook de schipper van het bootje werd vastgehouden.

En moest met zijn boot diverse vrachten voor de Duitschers vervoeren, ook krijgsgevangenen.

Na 3 uur varen arriveerden we in Emden.

Daar stond een groote autobus voor ons klaar.

De bagage er bovenop en achterin naar de kazerne, waar we weer eens wisselden van bewaking, fullspeed naar Wilhelmshafen 72 km verder gelegen.

Hier reden we de binnenplaats van een tijdelijke tot kazerne gepromoveerde school op en zagen meteen een glimp van een paar Rottummer marinemenschen. Dus die waren hier ook.

We kregen een lokaal toegewezen met een aantal bedden er in, werden voorzien van toiletgerei, eetservies, enz.

Onder leiding van een oudgediende werden de bedden model opgemaakt.

In Wilhelmshaven zouden we een tijdje blijven.

Na een uurtje traden er twee personen binnen. Een militair en een burger.

De militair, een Hauptmann, was zeer vriendelijk, de burger maakte zich in slecht Hollands bekend als tolk.

Hij deed erg poeslief, een beetje al te lief naar onze zin.

De Hauptmann verdween en liet ons in de hoede van de tolk achter.

Deze deelde papiertjes uit, waar we allerlei familiebijzonderheden op moesten schrijven.

Ook ons stamboeknummer.

Ik maakte hem er beleefd op attent dat wij van de infanterie geen stamboeknummers kenden.

Woedend antwoordde hij dat er van nu af , met mijn commandantschap afgeloopen was.

Ik bleef beleefd, tervergeefsch echter.

Ik werd alleen opgesloten in en klein kamertje om over mijn zonde na te denken,

Daar vond een poosje later de Hauptmann mij, deed erg verbaasd, maar toen ik hem de situatie had uitgelegd, lachte hij eens. Hij kende de tolk langer als vandaag.

De tolk kwam binnen, lachte wederom liefjes, zij het niet tegen mij en het verhoor begon.

Het was een verhoor in optima forma.

Na de gebruikelijke vragen waar, wanneer en hoelang ik overal gediend had, onderwierpen ze me aan een compleet kruisverhoor. Alle antwoorden werden opgeschreven.

Gelukkig was ik op de hoogte van het feit dat men niet hoefde te antwoorden op vragen omtrent sterkte van troepen, soort geschut aanwezig op het eilanden waar ik gediend had.

Na een uur verhoord te zijn werd ik in een klein kamertje opgesloten om te voorkomen dat ik met nog niet verhoorden in contact zou komen .

Ongeveer elk uur kwam er weer een verhoorde mij gezelschap houden, met de laatste ging het steeds vlugger zoodat we om 9 uur 's avonds eindelijk uit het kamertje mochten om op de binnenplaats te luchten.

Goddank waren ze ook uit de anderen niet veel wijzer geworden, want op de steeds weer kerende vraag hoe groot de troepenmacht op Terschelling wel was had de èèn geantwoord : het kunnen wel 1000 man zijn en de ander had weer gezegd :" misschien wel 300," Men had ons ook medegedeeld dat Nederland had gecapituleerd.

Een nieuwtje wat we weer niet wenste te gelooven, waarom was men dan nog zoo nieuwsgierig naar wat er op de eilanden gelegerd was.

Ons verblijf lag op de eerste verdieping, een schildwacht liep voordurend aan de overkant van de straat, steeds het oog op onze vensters houdend .

Voor zoover we hadden kunnen uitvisschen was de marine een verdieping hooger gelegerd.

Wilden we naar de W.C., een klop op de deur was genoeg om deze te openen, want ook voor de gesloten deur stond een soldaat op wacht Er mocht gerookt worden, maar elke sigaret werd aangestoken door onze bewakers.

Op onze tocht naar kraan of W.C. ontmoetten we af en toe een Rottumrmer marineman, haastig een paar woorden gewisseld, en dan weer naar binnen.

Oogluikend werden deze bliksemgesprekken toegelaten.

De overige dagen van ons verblijf brachten we door met zang en gezelschapspelletjes en aardappelen schillen voor 400 man.

 Dit geschiedde in een soort kelder onder leiding van 2 corveëers.

Uren aan een stuk zaten we te schillen, dolblij met deze afleiding.

Door een raampje hadden we uitzicht op de binnenplaats, waar de marinemenschen bezig waren in werkverschaffing de binnenplaats aan te vegen.

Met water uit een heel klein emmertje sprenkelden zij de steenen van de straat, terwijl een paar anderen heel langzaam de stof opveegden.

Dit alles om zoo lang mogelijk van de buitenlucht te genieten.

Na 2 dagen werd ik nog eens in verhoor genomen nu over Vlieland, waar ik ook enige maanden gediend had.

Weer een heele serie vragen.

Op de meeste daarvan kon ik met een gerust geweten antwoord geven.

Op de vraag hoeveel menschen er wel op Vlieland gelegerd waren weigerde ik antwoord te geven.

Honingzoet zeidde de tolk :" Antwoord maar gerust, Nederland heeft zich toch overgegeven." De Hauptmann barstte in lachen uit, de tolk barstte eveneens zij het niet van het lachen.

Later hoorde ik dat al de eilanden pas twee dagen na de capitulatie bezet waren geworden.

Men had het niet erg vertrouwd en was bevreesd dat ze vol met Engelschen zouden zitten.

Zelfs Schiermonnikoog met een even groote bezetting als Rottummeroog, werd pas 2 dagen na afloop bezet.

Wel had men in die dagen de uitgangen naar de zee laten bewaken, zoodat er geen kip in of uit kon.

Het eten wat we tot nu toe gekregen hadden was het Duitsche soldaten eten, het was wel niet wat we gewend waren, maar we kregen meer dan voldoende, af en toe moesten we eten laten staan; het brood was erg zuur en hard .

Vrijdagsavonds deelde men ons mede dat we de volgende dag zouden vertrekken naar een kamp in de buurt van Berlijn.

Berlijn - Lückenwalde Ons geld werd tegen afgifte van een kwitantie in beslag genomen, dat zouden we bij terugkeer naar Holland terugkrijgen, hetgeen ook inderdaad gebeurd is.

Zelfs de tolk kwam mij die avond nog een handje geven en of we maar weer goede vriendjes wilden zijn.

De volgende morgen om 5 uur, Zaterdag 18 Mei stapten we op een groote vrachtwagen, voor het eerst weer verenigd met de marinelui. Naar het station!

Om 6 uur vertrokken we naar Bremen, waar we de heele verdere dag bleven.

 In het onderkomen van het Roode Kruis werden we af en toe voorzien van koffie en soep.

Om 5 uur vertrokken we met een boemeltrein naar Berlein. Een eindelooze reis.

Elk kwartier stopte de trein aan een of ander onooglijk stationnetje.

Op de grootere stations werden we zoo nu en dan gelaafd door verpleegsters, die daar stonden om evt. troepentransporten van het nodige vocht te voorzien.

In deze nacht kwamen we in Berlijn aan, waar we nog eenige uren gerangeerd werden.

Toen naar Lückenwalde, onze uiteindelijke bestemming.

Na een reis van 24 uur kwamen we er aan.

Het stadje door marscheeren bepakt en bezakt was een werk van een half uur, onder veel belangstelling van krantenbezorgers en matineuze kerkbezoekers.

Denk niet we in een der beste hotels ter plaatse werden ondergebracht, helaas niet.

We marscheerden naar de buitenkant van de stad, nog 5 minuten door een aardig natuurschoon getippeld en daar lag voor ons een concentratiekamp in optima forma.

Barakken, prikkeldraad, prikkeldraad barakken, zoover het oog reikte.

Vooral veel prikkeldraad, dat viel heel erg op.

Hooge dubbele omheining, op iedere hoek een wachttoren waarin een schildwacht voorzien van een machinegeweer en zoeklicht. Het was nog een betrekkelijk nieuw kamp.

Heel veel barakken waren nog in aanbouw.

We werden ondergebracht in een doorgangsbarak.

Stroo op de grond, ligplaats voor de soldaten, terwijl men voor de 2 O.O.'s ( Onderofficiers ) een soort houten tafel met opstaande rand geconstrueerd had, waarin zij nachtverblijf moesten zoeken.

Niet onvermakelijk in verband hiermee was het volgende voorval: Toen wij 's avonds met z'n tweeën, de marinesergeant en mijn persoon, ons ter ruste hadden begeven in de varkenstrog op poten, hoorde ik na eenige tijd een hevig geritsel.

Plotseling werd er een of ander voorwerp onder mijn neus geduwd en hoorde ik de marinesergeant tot mijn schrik zeggen : " Ik heb mijn breukband maar afgedaan, want die knelde zoo." Tableau !!

In de barak dan hadden we veel bekijks.

Ik denk dat de apen in Artis verheugd zouden zijn geweest met zoo veel belangstelling.

Voor die zit er meestal voedsel aan vast.

De kamp regelementen werden voorgelezen.

Op papier waren die heel streng, in de practijk werden ze gelukkig nogal soepel toegepast. Tenminsten voor de Hollanders. Wij waren ook de eerste Hollandsche krijgsgevangenen in dat kamp.

Dit kwam onze behandeling zeer ten goede.

De volgende dag werden we met bagage en al, wat men in vaktermen noemt, ontluisd.

Het bestond hierin dat onze vuile kleeren een stoombad kregen, schoenen, portemonnaies e.d. kregen een aparte behandeling.

Een van de soldaten, die zijn portemonnaie in zijn broekzak had laten zitten, kreeg het geval na behandeling als kinderportemonnaietje terug.

Wij zelf moesten ons inwrijven met diversen ontsmettingsvloeistoffen en kregen daarna een heerlijke douchebad. Wat een genot was dat.

Na ruim een week gezworven te hebben, je weer eens heerlijk te kunnen afboenen.

Na de baderij en visitatie, ook vingerafdrukken waren nog genomen, werden we in een andere barak ondergebracht, nu een met echte kribben, met los stroo gevuld.

Een heele groote barak 200 slaapplaatsen, dan een groot waschlokaal en dan weer 200 kribben,

Het zag er alles heel zindelijk uit, totdat ....nee schrik niet lezer, we een hoop todden en vodden, beschimmelde stukken brood, en leege blikjes in het stroo vonden, alles te vies om aan te pakken.

Het bleek dat er voor ons Polen in het stroo hadden geslapen.

Deze hadden hun kribben als vuilnisbak gebruikt, het stroo had men niet ververscht, zoodoende waren wij aangewezen om het geval uit te mesten.

Alles deponeerden we op een hoop, de volgende morgen deden we ons beklag bij de officier, met het resultaat dat onmiddellijk alle stroo ververscht werd.

Mij werd de eer aangedaan tot barakken-oudste te worden benoemd.

Deze baan bracht geen salarisvermeerdering met zich mede, wel een beetje meer verantwoordelijkheid.

Met groote krijtletters werd mijn naam op een bord in de barak vermeld, zoodat elk oogenblik voor alle karweitjes mijn naam werd afgeroepen, opdat ik weer een mannetje voor het werk kon aanwijzen.

Ook moest ik 's morgens rapport inleveren en de bevelen moesten in het Duitsch geschieden.

Het voedsel in het kamp was uiteraard zeer eenvoudig, en bestond voornamelijk uit brood en een aantal soepvariaties.

Nog meer Hollandsche krijgsgevangenen

De 3e dag van ons verblijf in het kamp arriveerden 's morgens ca. 5000 Hollandsche krijgsgevangenen.

In twee groepen kwamen ze binnensukkelen. Sukkelen is het juiste woord.

Vreselijk wat zagen die menschen er uit.

Met gescheurde jassen, zonder eenig uitrustingstuk, vreselijk vuil, zoo kwamen ze binnen.

Ze hadden 24 uur reizen achter de rug, in gesloten spoorwagons.

We waren ontzettend verlangend iets omtrent deze menschen te weten over Holland.

We mochten niet bij hen komen.

Het tentenkamp is door prikkeldraad van het eigenlijke kamp gescheiden.

Maar zoo stiekem weg kwamen we toch een en ander aan de weet.

Wat we hoorden was niet erg bemoedigend.

Diezelfde avond bewoog zich door het kamp een groepje hooggeplaatste officieren.

Ze begaven zich eerst naar het tentenkamp, deelde daar iets mee aan de verzamelde Hollandsche militairen.

De voor ons onverstaanbare mededeling werd met een uitbundig driewerf hoera ontvangen.

Hoop Ons werd het ook meegedeeld, n.l. dat het den Führer behaagd had, ons Hollanders, aangezien we zoo eerlijk gevochten hadden, binnen afzienbare tijd vrij te laten.

Welk een hoera stemming er dien avond onder de Hollanders heerschte, kunt U zich zeker wel voorstellen.

We gingen aan het rekenen.

Morgen gingen we natuurlijk nog niet weg, maar aan het einde van de week, Zaterdag of Zondag zou het toch wel kunnen gebeuren.

Zoals zooveele menschelijke berekeningen waren ook deze mis.

Nog 17 dagen wachten

Het moest nog 17 dagen duren voor we weer Hollandse bodem onder de voeten voelen.

We werden nu bij de andere Hollanders in het tentenkamp ondergebracht, dan konden we meteen met onze vrienden spreken; "dat wilden we toch zoo graag , nietwaar?" We waren liever in de barak gebleven. Wat een toestand.

Er stonden in het kamp 13 tenten waarin plaats was voor elk 200 man.

Wegens plaatsgebrek werden we met 400 man in een tent ondergebracht, zoodat elk gaatje gevuld was.

Zooals je 's avonds ging slapen moest je blijven liggen tot de volgende morgen. Omkeren kon je niet.

Zelfs de looppaden waren bezet met slapers.

Als men er eens uit moest naar de latrine, moest men over de hoofden, handen en voeten heen stappen.

Dat men wel eens ergens op trapte en dat die trapperij nog wel eens een vloekpartijtje opleverde laat zich begrijpen.

Kwam men uit de tent buiten, dan kreeg men onmiddellijk van een van de wachttorens een schijnwerpersstraal op zich gericht, die je volgde tot de latrine en weer terug tot men weer in de tent verdween.

In de tent terug hing er een atmosfeer om te snijden.

Op een avond toen ik nauwelijks een uur geslapen had, ontwaakte ik met hevige buikpijn.

Ik stapte de noodige keeren mis, of liever gezegd raak, hetgeen het noodige commentaar van de slapende opleverde.

Buiten de tent schijnwerper aan.

Op de latrine bleek ik lang niet de eenige te wezen die aan dat kwaaltje laboreerde.

Het was een drukke nering.

Het leek net een revue.

Alleen de gekleurde lichten ontbraken en de girls natuurlijk.

Iedereen moest dan in het donker zijn plaats weer zien te vinden.

Nauwelijks gelegen openbaarde de kwaal zich weer en was het weer rennen geblazen.

Een zeldzaam vermoeiende nacht.

Bij het appèl 's morgens werden we geteld en nog eens geteld, of er geen een dien nacht vandoor was gegaan.

Na het appèl waren we vrij om te doen en laten wat we wilden.

Het bestond gewoonlijk hierin dat we pogingen gingen doen om ons te waschen, want het was geen gemakkelijk karwei om bij een kraan te komen.

Als U weet dat inmiddels 2 tenten samengevoegd waren en er dus 5000 man in 13 tenten leefden, en er voor al deze menschen slechts 7 kranen beschikbaar waren, dan kunt U zich voorstellen dat het dringen was om aan de beurt te komen.

Na het ontbijt werden we losgelaten in een stuk bosch achter het kamp gelegen.

 Ook alweer omheind met prikkeldraad. En onder bewaking.

Maar dat hinderde niet. Er was tenminste schaduw, ( het was erg warm in die dagen ) geen stof, een kwaal waar het kamp erg onder leed, en als je heerlijk op je rug lag en je keek zoo eens omhoog in de toppen van de boomen, dan zag je tenminste eens even niet dat prikkeldraad.

Want dat .prikkeldraad werd op het laatst een nachtmerrie.

Waar je liep, en waar je stond elk hoekje en gaatje, prikkeldraad.

Om een uur of tien stonden de eerste tenten al weer in de rij voor het middageten.

Elke dag schoof men per tent een plaatsje op, zoo dat we om de zooveelste dag elke tent een keer de eerste was.

Behoorde je tot een der eerste tenten , dan had je gewoonlijk 's morgens om 11 uur de middagmaaltijd al op, was men èèn van de laatste, dan gebeurde het heel vaak dat men 's middags om 3 uur pas de maaltijd kreeg.

Het is erg moeilijk koken voor 5000 man en zoo was er nogal eens een keertje tekort.

Dan werd de keuken tijdelijk gesloten.

Haastig werd een nieuwe voorraad bij gekookt aangevuld uit de groote centrale kampkeuken en na een uur werd de zaak weer heropend.

De organisatie van die uitdelerij zat prima in elkaar.

Op twee plaatsen werd het eten uitgedeeld.

Af en toe vielen er een paar flauw die niet tegen het lange wachten in de zon konden.

Dagelijks werd er ziekenrapport gehouden. Een druk beklante zaak.

Uren en uren moest men soms wachten, maar ook was het een afleiding.

Je kwam het tentenkamp eens uit en als je verkoudheid voorwende dan kon je er zeker van zijn dat er een pakje drop overschoot.

In dat opzicht waren we net kinderen. Gek op een snoepje.

In ijltempo werd het heele kamp ingeënt tegen pokken en typhus.

Tegen pokken iedereen, tegen typhus alleen die menschen die het in Holland tijdens de mobilisatie niet hadden laten doen.

In tijd van 3 kwartier werden 400 man ingeënt.

Velen hebben er een paar beroerde dagen van meegemaakt.

De tabaksnood werd grooter en grooter.

Ik heb een keer 10 man an één sigaar zien lurken.

Steeds deed de sigaar de ronde, met begeerige blikken gevolgd door degenen die op dat moment moesten toekijken.

En daarom heen nog een heele kring van niet-aandeelhouders in de sigaar.

Toen we pas in het kamp waren en nog voldoende voorraad hadden,zagen we de Polen peukjes oprapen die ze hier en daar vonden.

Zoover zal zal het met ons toch wel niet komen zullen de meeste Hollanders wel gedacht hebben, maar of het zoover met ze kwam.

Over de dagen die nog volgden, voordat definitief naar huis kon worden gegaan, en wat daarmee in verband stond ,de aankomst in Holland, enz .. Na 17 dagen eindelijk naar huis..

De eindeloze dagen van verveling die nu volgden, zijn met geen pen te beschrijven.

Dagen waarop de wildste geruchten in het kamp de ronde deden.

Dagen, waarop we er haast zeker van waren, morgen gaan we beslist naar huis...en elke keer liep het op een teleurstelling uit.

Er kon geen officier in het kamp komen of hij werd door een groote schare omringd, die hem het groote nieuws wel van de lippen zouden willen lezen

Maar gewoonlijk wist de man ook niets!!

Deze 17 dagen hebben mij langer geleken als een jaar van mijn leven.

Maar op een Donderdag dan werden er eindelijk zulke maatregelen genomen, het kon niet anders of we zouden de volgende dag vertrekken.

Dekens, handdoeken en kommen werden ingenomen ;de laatste nacht moesten we maar zonder dekens slapen.

Met liefde deden we dat, al hadden we voor de laatste nacht de gekste dingen moeten doen, we hadden het gedaan.

En wat wel het zekerste teeken was dat we weggingen, was dat de keukens voor de volgende dag niet meer behoefde te koken.

In alle tenten werd gezongen dien avond, Het was een gejubel om doof van te worden; geslapen hebben we nauwelijks. Al heel vroeg waren de meesten weer uit de veeren.

Alleen de ergste pessimisten bleven liggen.

En ze hadden helaas weer gelijk.. .,we gingen dien dag nog niet weg..

Het transport goederenwagons was niet aangekomen.

Eenstemmig heerschte er na deze mededeling, een afgrijselijke stemming.

Op transport Ik heb het kamp nog nooit zoo stil meegemaakt als die dag.

Maar ach die volgende morgen.!

Het eerste transport van 1800 man waar ik zelf bij behoorde zou om 5 uur 's morgens uit het kamp vertrekken., het tweede om 10 uur en het derde om 2 uur.

Daar stonden we weer bezakt en bepakt, maar nu in een heel wat betere stemming als toen we kwamen.

Toen wisten we niet voor hoe lang en nu, gingen we naar huis.

Sinds April was ik niet thuis geweest, het was nu al weer 8 juni. Ruim twee maanden geleden.

De randsoenen in het kamp waren per 3 man voorzien van 2 brooden en per 25 man van een groote worsten van een Limburgsche kaas, althans het moest het voorstellen.

Die kaas gaven we voor het grootste gedeelte weg aan de Poolse en Fransche krijgsgevangenen, die in groote groepen naar ons vertrek stonden te kijken. Toch erg zielig voor die menschen.

Wij naar huis, en zij voor wie weet nog hoe lang in die kampen.

De goederentrein stond klaar met banken in de wagons.

Een soort zesde klas dus.

Maar het reed...om 10 uur tenminste.

Daar gingen we op Holland aan, via Maagdenburg, Hannover, Osnabrück, Gronau, waar we 's nachts om 2 uur arriveerden.

Door open deuren en luikjes hadden we het natuurschoon onderweg kunnen bewonderen.

We bleven er staan tot 5 uur 's morgens.

Toen...op naar de grens Eindelijk passeerden we de grens.

Het was meteen te zien dat we weer in Holland waren.

De menschen hingen in nachtgewaad uit de ramen om ons toe te juichen.

Op zulk een ontvangst hadden we niet gerekend.

Ontroerd stonden we voor de open luikjes naar buiten te kijken; we hadden er wel zoo uit willen springen.

Het was als of we jaren weg geweest waren.

Enschede was het eindpunt.

Na een reis van 20 uur konden we uitstappen en onze stijve ledematen weer eens strekken.

Wagonsgewijs marcheerden we naar het Volkspark waar ons een ontvangst ten deel viel, zooals we in onze stoutste verwachtingen niet hadden durven dromen.

We kregen soep, met groote stukken vleesch, brood met ham en worst, we konden ons laten knippen, baden, enz...

De bevolking van Enschede heeft voor dit alles een eereplaats in onze harten veroverd.

Nog een medisch onderzoek en toen naar huis. Moet ik U van mijn thuiskomst vertellen? Nee, nietwaar.

Die kunt U zich wel voorstellen.

Waar een doodelijk ongeruste moeder mij ontving.

Het eerste bericht omtrent mij hadden ze thuis eerst den 1e Juni ontvangen, afgezonden de 16e Mei.

Het tweede door mij verzonden bericht haalde ik den morgen na mijn thuiskomst zelf uit de brievenbus.

En hiermede waarde lezer ben ik aan het einde van mijn verhaal, er zou nog veel meer te vertellen zijn, maar we zullen het hierbij laten.

De namen van de de 11 Infanteristen Sergeant: Dirk Bode. - Bussum Korporaal: Kees van Diepen.- Alkmaar Soldaten: Jaap Doodeman- Nibbixwoud Nelis Hoogland- Beverwijk Klaas Winter- Uitgeest Dirk Ruiter- Wervershoof Kees van der Steen - St. Maarten Engel Neeft - Krommenie Sjoerd Grootenhuis -Urk Jur. Dijkstra - Midden Beemster Toon Baars - 't Zand


donderdag 27 juni 2013

Akte van "verhuur" door Geert Lewe namens het klooster Aduard en hemzelf aan Peter Nyelszoon van Busch en Heffezand, 1535



Ick Gheert Lewe redige to Haerhusen bekenne myt desser szedele dat ick hebbe voerhuuert Peter Nyelssoen de Buues ende Heftsant van wegen dem* werdaghen* relyosen heeren abbat van Addevert des conventis ende van mynerwegen dat wy Peter voerscreven soellen vernogen des iaers XL arens gulden ende een voerdel boetters ende dat daerde paert van dat wraeck myt dat clene brantholt van III offte vier voeten etcetera. Hyr voer hefft Peter syn eet ghedaen dat Peter de Buues een iaer bywoenen sal ende sal al angheslaeghen goederen woervaeren ende baerghen ende rechtlick byscaermen na al syn voer moeghen. Dyt voerscreven iaer sal angan int iaer van XXXV van Suntte Mychel hent to Suntte Mychel to. Dat erste tter- myn van de XL arens gulden sol wy Peter voernogen als Peter erst up dat lant koemt myt de boetter ende dat andertermyn to Suntte Johannus to mydsommer ende dat leste termyn to vrymarkett. Desse szedele synt daer twe allens luende ende uth den anderen ghesneden doerch A B C D.


Stukken betreffende de uitoefening van het strandrecht op het eiland Bosch en aangrenzende zanden, 1598 - 1614

NB: In dit tijdvak bezaten de Provincie en Johan Lewe, de laatste vermoedelijk namens zijn vrouw, dit recht elk voor de helft.

 
Jaar 1598




Jaar: 1599

Bron:



Akte van overdrach door het klooster Aduard aan Geert Lewe van Busch, Heffezand en Simonszand met het strandrecht tot hun gezamenlijk profijt, 1530

Van het convent en zichzelf, en geven bepalingen over de berging van gestrande goederen.

Regest 80 Johannes, abt, en de andere conventsluiden van het klooster te Adwerth dragen aan Ghert Lewe, hoveling te Tammynga, zodanige gerechtigheden en heerlijkheden en zodanige landen over, als zij in de zee hebben liggen, genaamd de Busch, Heffzandt en Sijmeszandt, om deze te gebruiken enz. ten profijte van het convent en zichzelf, en geven bepalingen over de berging van gestrande goederen

Datering: 1530 mei 13 (up dach sancti Servatii episcopi etg confessoris)

NB: a. Oorspr. (inv. nr. 586), met de beschadigde zegels van het convent en Ghert Lewe, het eerste in rode was.

 b. Afschriften (inv. nrs. 591 en 76), midden en eind 16e eeuw. - Hierbij leest men respectievelijk Kornezandt en Kornesantt in plaats van Sijmeszandt.

 c. Onvolledige afschriften (inv. nrs. 49 en 736, akte nr. 31), 1573. - Hierbij leest men respectievelijk Cornezandt en Kornezandt in plaats van Sijmeszandt. d. Gevidimeerd in akte van 1614 (inv. nr. 82).

Wij Johannes inder tydt abt, Henricus prior, Petrus sub prior, Johannes ende Wilhelmus kelners, Johannes bursari- us, Hillebrandus kleetmester voert gemene
senioren ende conventualen des cloesters tho Adwerth bekennen ende betugen mijt dessen onsen openen besegelden breve voer ons
ende onsen naekomelingen dat wy myt gueden voerberaden moede hebben upgedragen ende overgegeven dragen up ende geven over in cracht
sbreves uut sunderlinge guede gunsten genegentheit ende oersaeken ons daer to bewegende den erbaren ende vorsich- tigen Ghert Lewe hove-
linck to Tammynga ende synen erffgenamen sodane gerech-
ticheiden ende heerlicheiden ende sodane landen als wy conventesluden vorscreven hebben
liggen inde zee genoempt die Busch, Heffzandt ende Symes- zandt myt allen oiren tobehoeren desse verscreven landen voer hem ende synen
erffgenamen toe brucken ende te besitten ofte to verhuren tot proffyt ende nutticheit onses conventes van Adwerth ende Ghert Lewes vorscreven
up sodane vorworden ende condicien dat Ghert Lewe vorscre- ven tot allen tyden wanneer daer enige guederen aenslaen woe die oick mogen
wesen sal aenhalen ende bargen up halve schaede, bate ende onkosten die daer up moeghen vallen tot proffijt ende nuttigheit onses
convents vorscreven.

Ingevall sulcx wass aengeslagen sal Ghert Lewe ofte sijne verscreven erffgenamen alssdan ersten daeges in Adwert doen
verwittigen omme onse vulmachtige geschickeden daer bij toe komen sodane guederen myt hem toe bargen voer den naekomenden
koepman ofte anders gelijke in vruntschap to deelen tot onser beijder proffijt.

Sunder argelist in orkunde der waerheit hebben.

wy Johannes abt vorscreven voer ons ende onsen convente onse convents segell beneden aen dessen breef doen hangen ende om die merer vestenisse
dat dyt verscreven alsoe belevet is hebbe ick Ghert Lewe verscreven mijn segell mede aen dessen breeff gehangen inden jaer onses heren dusent vyff-
hundert ende dartich up dach sancti Servatii eopsicopi et confessoris.

Bron 1:  Bron 2:
Archief Groninger Archieven Fonds F.A. Lewe Toegangsnummer 547 Inventarisnr. 0586 Regestnr. 080 Register Feith 1530.005 Jaar 1530 Datumcode Servat

dinsdag 25 juni 2013

Bosch, Heffzandt en Kornezandt geschonken en overgedragen aan Ghert Lewe 13 mei 1530

Nummer:kla1024
 Datum:13 mei 1530 
Vindplaats:Kloosterarch., 
inv.nr. 54, reg. 1024 

Johannes, abt, Henricus, prior, Petrus, subprior, Johan en Wylhelmus, keldermeesters, Johan, bursarius, Hilbrandus, kleedmeester, en de gemene senioren en conventualen van Adwerth verklaren dat zij hebben geschonken en overgedragen aan Ghert Lewe, hoofdeling te Tammyngen, hun rechten, heerlijkheden en hun landen op de eilanden de Busse, Heffzandt en Kornezandt.



 Wij Johannes in der tyt abt, Henricus prior, Petrus subprior, Johan ende Wylhelmus kelners, Johan Bur- sarius, Hilbrandus cleetmester, voert gemene senioren ende conventualen des cloesters toe Aedwerth bekennen ende betugen myt dessen unsen openen besegelden breve voer ons ende onsen naecomelinge dat wy myt gueden voerberaeden mode hebben uopgedraegen ende overgegeven, draegen up ende overgheven in crafft sbreves ut sonderlinghe goede gunsten gene- genheit ende oersaeken uns daerto beweghende den erbeiren ende vorsichtigen Ghert Lewe hovelinck to Tammyngen ende synen arffgenamen sodane ge- rechtycheiden ende herlicheaijden ende sodane landen alss wy conventesluden voerscreven hebben ligghen in de zee genoempt de Busse, Heffzandt ende Kornezandt myt allen oren toebehoeren. Desse voorscreven landen voer hem ende synen erffgenaemen toe brucken ende to besitten off to verhueren tot profijt ende nutticheit unses conventes van Aedwert ende Ghert Lewes voorscreven up sodane vorworden ende conditien datt Gheert Lewe vorscreven toe allen tyden wanneer daer enyghe guederen anslaen, woe die oeck moegen wesen, sall an- haelen ende berghen up halve schaeden, baete ende on- kosten die daer op moegen wallen tot profyt ende nut- ticheit unses conventes vorscreven. Ingevall sulckes wes ansloege zal Gheert Leuwe voorscreven alssdan erstdaghes in Aedwerth doen verwittighen um unse volmachtighe geschickede daerby toe comen sodane guederen myt hem to berghen ende gelyke in vruntschop toe deelen tott unser beiden profyt sonder all archlist ende nye vonden. In orkunde der waerheyt hebben wy Jophannes abt vorscreven unse grote abtszegell beneden an dessen bryeff doen hanghen ende um die merer vestenisse dat dyt vorscreven alsoe belyevet is, heb ick Gheert Leuwe vorscreven myn segell mede an dessen bryeff gehanghen int jaer uns Heren dusent vyffhondert ende dar- tych up dach sancti Servatii episcopi et confessoris.







Akte van afstand door het klooster aan Karel V van zijn rechten op het eiland Bosch, afschrift, 1551

Nummer:kla1070
Datum:25 aug. 1551 
Overlevering:
Afschrift 
Vindplaats:Kloosterarch., 
inv.nr. 56, reg. 1070

  De abt, de prior en het convent van Adewert verklaren dat zij ten gunste van keizer Karel V afstand doen van de rechten die zij hebben op het eiland 't Bosch ter voorkoming van een proces. 

 Wij abt Prior ende Convent tho Adewert doen kondt ende beken- nen dat all eest soe dat wij ende onse voirsaten overlangen tijdt van jaren inth eijlant gheheten tbosch sekere gherechticheit ghehadt ende onder anderen de zeevunden aldaer uns hebben onderwonden des noch tans nyet jegenstaende anmerckende dat de Keijser unser alderghenasych- ste here als erfheere slants van Gronyngen pretendeert dat hem tselffde eijlant in crafft sijner rega- lien ende hoege overheit egentlijck competeert ende behoert ende wij mitsdien jegens sijne Keijserlicken Maiesteit gheen procesz anveerden en wyllen alsoe onsebreifven tytell ende bescheit als onse convent daer van ghehadt mach hebben duer menychfoldyge oorlogen verbrant ofte verduystert sijn, soe hebben wij omme dese ende andere redenen bij weten ende consent van unsen visitatoren ende oversten alle alsulke recht actie ende hherechtycheit als onsz inth voerszeid eijlandt van tbosch soude moghen competeren synder Keijserlichen Maiesteit overgegheven gecedeert ende ghetransporteert overge- ven cederen ende transporteren bij desen om tselfde bij sijner Maiesteit ende sijnen nakomelyngen erffheren van Groenyngen voirtaene ten ewygen dagen ghehouden beseten ende ghe- bruyct te wordene ende daer mede te doene sijnen Maiesteit ghode ghelieffte ende te desen eynde hebben wij ver- togen gherenunciert verthijen ende renuncieren bij desen alle alssulke gerechtycheit als wij uuth cracht van onse possessie daer inne souden mogen pretenderen vercregen te hebben ghelovende dese onse cessie ende op dracht ten ewygen daegen te onder houden sonder yet te doene noch gedoogen gedaen te wordene ter con- trarien. Des toirconden hebben wij den zegel van ons gemeen convent hyr an doen hangen den vijffentwyn- tychsten dach van Augusto inth jair XVc een ende vijfftich ende tot meerder vestnysse van desen hebben wij abt ende prior van wegen ons convents voirszied gebeden den erweerdygen heren abt ende prelaet van Clarecamp un- sen visitatoer ende oversten de hyr mede in geconsneteert hefft sijn segel mede an dessen breiff thangen twelck wij Gherardus Sut- phanie Abbas ende visitator voerszeid gherne hebben ghedaen ende unse segell mede an desen breiff doen hanghen up dach ende jaer als voerscreven.


Bron: 1
Bron: 2

Zie ook:
170 Akte van commissie van O.J. Rengers van Slochteren, J. Lewe van Middelstum, Abel C. Lewe en Joost Lewe door Gerrit Douwes (Frijborch) als opzichter van het eiland Bus (Bosch) met onderstaande verklaring van laatstgenoemde over de bediening van het ambt, 1661 

Het verdronken Wadden Eiland Bosch had diverse eigenaren.





Luchtfoto's april 2010 Rottumeroog



























Deze foto's zijn gemaakt door en eigendom van Rijkswaterstaat Noord-Nederland. 
Gebruik is toegestaan, mits met bronvermelding.
Dank aan